Om op effectieve wijze het comfort en de veiligheid te kunnen beïnvloeden dient de airconditioning de volgende vier hoofdfuncties te beheersen.
- Lucht drogen Vooral bij lage buitentemperaturen en hoge relatieve luchtvochtigheid komen beslagen ruiten veelvuldig voor. Het is minder bekend dat de airconditioning in staat is om de lucht te drogen zonder te condenseren.
- Lucht circuleren
- Lucht zuiveren schadelijke stoffen, stuifmeel en pollen. In combinatie met een interieurfilter al of niet koolstofhoudend brengt de airconditioning ook hier op effectieve wijze uitkomst
- Lucht koelen. Voorkomen van warmteopeenhoping. De optimale temperatuur in de auto ligtt tussen de 210 C en 250 C. Door gebruik te maken van de recirculatiestand wordt dit proces nog versneld.
De werking van de airconditioning wordt bepaald dor de faseovergangen tussen vloeistof en damp en omgekeerd. (verdampen en condenseren). Het kookpunt van een vloeistof kan veranderd worden door de druk te wijzigen. Denk aan een radiateurdop! Deze zorgt er voor dat het kookpunt verhoogd wordt naar bv, 1260 C
De koudemiddelen kringloop:
Verdampt koudemiddel afkomstig van de verdamper uit het interieur van de auto (Deze is nu gasvormig) wordt in de compressor samengedrukt tot koudemiddeldamp met hoge druk en temperatuur.
Dit wordt vervolgens (samen met de smeerolie) naar de condensor getransporteerd. Wanneer deze koudemiddeldamp onder hoge druk en temperatuur door de condensor stroomt wordt de warmte afgegeven aan de veel koelere buitenlucht.
Het koudemiddel condenseert tot een vloeistof met hoge druk en temperatuur. Deze wordt vervolgens getransporteerd door de filterdroger naar het expansieventiel
Het expansieventiel verlaagt de druk van het koudemiddel en laat het in de verdamper stromen waar het verdampt.